Geraakt tot in de diepste vezel: textielverhalen uit de stad | AP School Of Arts Overslaan en naar de inhoud gaan
  • Home
  • Index
  • Project
  • Geraakt tot in de diepste vezel: textielverhalen uit de stad

Geraakt tot in de diepste vezel: textielverhalen uit de stad

Kunnen textielobjecten vanuit hun emotionele waarde verbindingen creëren in een stad?
 
Een stuk kledij of een sjaal is zelden zomaar een object voor iemand. Mensen zijn geneigd daar ook iets bij te voelen. Soms zelfs in die mate dat het stuk textiel een heel individuele affectieve waarde krijgt. De persoonlijke verhalen die daarbij horen, zoals ze in al hun diversiteit te rapen zijn in een grootstedelijke context als Antwerpen, is wat Lies Van Assche interesseert als kunstenaar.
 
De affectieve dimensie van de verhouding van mensen tot hun lichamelijke textielobjecten is de focus in het eerste deel van dit artistiek onderzoek. Hoe zit die (wederkerige) relatie tussen object en mens, en wanneer is er sprake van emotionele waarde? Is het tactiele en het sensorische van belang in deze relatie? Bevindingen uit dit onderzoek worden vervolgens getoetst in het meer concrete luik van het onderzoek waarin de kunstenaar de stad in trekt om mensen zelf aan het woord te laten over hun emotionele gehechtheid aan allerhande textielobjecten.
 
De textielobjecten met emotionele waarde zijn wellicht even divers als de persoonlijke verhalen die eraan gelinkt zijn en als de achtergrond van de mensen die ze te vertellen hebben. Om vat te krijgen op wat de emotionele binding met textiel dan zou kunnen zijn, wordt in deze fase een dialoog opgezet met een gevarieerde groep mensen. De dialogische insteek voor deze fysieke ontmoetingsateliers is zelf ook onderwerp van het onderzoek: hoe ga je in gesprek, met wie, binnen welk kader, als je verhalen over  geschiedenis, identiteit, verlies, troost, liefde, zintuiglijkheid, … wil boven spitten? In die zin is het de bedoeling om een strategie te ontwikkelen die even antropologisch als artistiek is van aard en om met een artistieke benadering methodieken te gaan testen die vergelijkbaar zijn met die uit de antropologie. Temeer aangezien in het gehele onderzoek het contrast tussen de immateriële herinnering en de vergankelijke materialiteit van het lichamelijke textielobject een aandachtspunt is. Het artefact wordt bijgehouden om het immateriële – een herinnering, een gevoel – te materialiseren, maar is zelf onderhevig aan de tijd, aan natuurlijke, accidentele of intentionele aftakeling.
 
De kunstenaar gaat het maatschappelijk veld in en test verschillende methoden uit, doet daar kennis op om vervolgens met die kennis terug te keren naar haar artistieke praktijk.
Daar ontstaat de kunst als bron van informatie over onszelf, de ander en de wereld om ons heen. In die zin situeert het onderzoek zich ook in een sociale context. Een onderliggende motivatie daarbij is maatschappelijke duurzaamheid, door het conserveren van emotionele orale geschiedenis, en het op kwalitatief niveau opzetten van verbanden tussen mens en kunst, binnen de stad.
 

ONDERZOEKER(S)