We worden vandaag veelvuldig geconfronteerd met enorm uiteenlopende veranderingen in onze samenleving. Toch houden we nog vaak vast aan oude gewoonten. Ook onze westerse steden blijven grotendeels uit dezelfde steen gehouwen. Ondanks de onophoudelijke zoektocht naar nieuwe stedelijke woonvormen en de vele ambitieuze plannen die daarmee gepaard gaan, komt de meest succesvolle manier waarop we de wereld al eeuwenlang bewonen onder druk te staan. Maar wat verstaan we eigenlijk onder bewoonbaarheid? We kennen het vooral als een set van bouwtechnische regels waar onze woning aan moet voldoen. Bovendien lijkt bewoonbaarheid enkel van toepassing op ons privédomein, voor publieke ruimte bestaan er geen dergelijke criteria. Het valt nochtans te onderbouwen dat we als stedeling de volledige stad bewonen en niet enkel onze eigen woning.
Tijd dus om het begrip bewoonbaarheid op te rekken. Niet door van een wit blad te beginnen, maar door te experimenteren met de bestaande fysieke grenzen van de stad Antwerpen. De scheimuur, de voorgevel, de rijwoning, het bouwblok, het straatprofiel, de stadsring, … het zijn stuk voor stuk ruimtelijke elementen die ons scheiden en beperken. Hoe kunnen we ze anders benaderen zodat ze ons in de toekomst verbinden en in staat stellen? Mogelijke antwoorden op deze vraag worden gaandeweg het onderzoek uit klei geboetseerd en voorgelegd aan de steeds meer diverse groep van bewoners, gebruikers en professionals van de stad. Van ontwikkelaars tot activisten, de kneedsessies zorgen voor een speelruimte waarin ideeën, behoeftes en twijfels met elkaar gedeeld kunnen worden.